Uittreksel geredigeerd en vertaald door W. Kuiper

Brontekst december 2001: http://www.i-sis.org/i-sisnews3.htm#pusztai

Link naar Nieuwe Isis hoofdpagina: http://www.i-sis.org.uk/


 Pusztai Publiceert Temidden van Nieuwe Golf Aanvallen –
De Erbarmelijke Staat van de ‘Degelijke Wetenschap’

Pusztai heeft onder een nieuwe golf van aanvallen gepubliceerd, en meldt zelfs dreigementen aan het adres van de redacteur van The Lancet (zie Ewen, S. en Pusztai, A. (1999). Effect of diets containing genetically modified potatoes expressing Galanthus nivalis lectin on rat small intestine. The Lancet 354, 1353-4; zie ook http://plab.ku.dk/tcbh/PusztaiPusztai.htm voor Pusztai’s volledige weerlegging van zijn critici). De controverse onthult de erbarmelijke staat van de zogeheten ‘sound science’ welke zijn critici voorgeven te verdedigen, en brengt de algemene veronachtzaming aan het licht van het voorzorgsbeginsel bij de huidige ‘risico-evaluatie’.

Er zijn genetisch gemodificeerde aardappelen ontwikkeld die onder invloed van de cauliflower mosaic viral (CaMV) 35S promotor uitdrukking geven aan een sneeuwklokje lectine (GNA) om de weerstand te verhogen tegen insecten en draadwormen. Er werd gekozen voor GNA omdat eerder door de auteurs verricht onderzoek aantoonde dat de uitwerking van lectine op de dunne darm van ratten ‘minimaal’ was, tenminste wanneer hen tien dagen of korter grote hoeveelheden lectine werd gevoerd. Pusztai’s medewerker Stanley Ewen, onderzocht de microscopische structuur van de binnenoppervlakte van verschillende onderdelen van de ratteningewanden bij groepen dieren die tien dagen lang gevoerd waren met, respectievelijk, niet-GM aardappelen, GM aardappelen en niet-GM aardappelen met het GNA proteïne er aan toegevoegd. Alle diëten bevatten dezelfde hoeveelheid proteïne en energie.

Een verscheidenheid aan uitwerkingen werd ontdekt in de verschillende delen van de ingewanden. In de maag werd een hoogst significante woekering van de binnenwand aangetroffen bij zowel de ratten die gevoerd waren met GM aardappelen als die welke gevoerd waren met niet-GM aardappelen verrijkt met het lectine. Hier viel dus logischerwijs uit te concluderen dat deze uitwerking op de maagwand voornamelijk toe te schrijven viel aan de uitwerking van het GNA transgen. Echter, significante veranderingen in de binnenoppervlakte van de dunne darm en delen van de dikke darm werden alleen aangetroffen in de groep ratten die gevoerd werd met de genetisch gemodificeerde aardappelen. Ewen en Pusztai concluderen dat “andere delen van de genconstructie of het proces van genetische transformatie (of beide) ook kunnen hebben bijgedragen aan het totaal aan biologische uitwerkingen van de GNA-GM-aardappelen.” Daarnaast hadden ratten gevoerd met GM aardappelen ook een significante toename in lymfocyten (witte bloedcellen) in de darmwand, wat wijst op schade aan de ingewanden.

De stelling die zo explosief is gebleken, is dat “andere delen van de constructie of het proces van genetische transformatie” giftig kunnen zijn. Mocht dat het geval zijn, dan konden alle genetisch gemanipuleerde gewassen wel eens onveilig zijn. In andere publicaties heeft Pusztai vraagtekens geplaatst bij de veiligheid van de cauliflower mosaic viral promotor in de transgene aardappelen, welke gebruikt wordt in bijna alle huidige GM-gewassen. Kon de schade aan de ingewanden veroorzaakt zijn door een virale infectie? Dat was een stelling die Pusztai wel in eerdere publicaties naar voren had gebracht, al zij het niet in de huidige. En als dit het geval is, heeft de bloemkoolmozaïek virale promotor er misschien iets mee te maken? (see ‘Viral Gene Switch – A Recipe for Disaster?’ this issue Isis news) Noch Pusztai, noch Ewen beschouwt hun onderzoek als definitief bewijs dat GM aardappelen, of GM voedselproducten in het algemeen schadelijk zouden zijn. Pusztai heeft herhaaldelijk aangedrongen op de noodzaak voor verder onderzoek. Daar staat wel tegenover dat de resultaten ernstige twijfels werpen over de stelling van de gentech bedrijven dat genetisch gemodificeerd voedsel veilig is. Volgens een vooraanstaand Brits statisticus zou men zich al zorgen moeten maken met betrekking tot de veiligheid, als zelfs maar één enkele rat getroffen was.

In toepassing op genetisch gemodificeerde organismen kan het volgende uitgangsbeginsel worden opgesteld: waar wetenschappelijke aanwijzingen bestaan die aanleiding geven om ernstige onomkeerbare schade te vermoeden, mag een gebrek aan wetenschappelijke zekerheid of consensus niet aangegrepen worden als rechtvaardiging voor het NIET nemen van voorzorgsmaatregelen. Dit beginsel is gebaseerd op het principe dat naar voren wordt gebracht in een andere belangrijke recente publicatie, An Orphan in Science: Environment Risks of Genetic Engineered Vaccines, (see Book Briefs, this issue), en is in overeenstemming met het principe dat volgens de Zweedse wet is opgesteld voor gevaarlijke en chemische producten.

… 

De Virale Genschakelaar – Een Scenario voor Catastrofe?

Dit verhaal illustreert het gevaarlijke karakter van zowel het procédé van genetisch modificeren als van de nieuwe genconstructen die op het milieu worden losgelaten.

Een wetenschappelijke verhandeling over de cauliflower mosaic viral promotor (CaMV promotor) heeft al minstens negen aanvallen over zich afgeroepen, ook één van Monsanto, nog vóór de daadwerkelijke publicatie. De aanvallen en weerleggingen kaatsen het Internet rond, maar waar gaat het eigenlijk over? (Please visit ISIS website for the paper, Ho, M.W., Ryan, A. and Cummins, J. (1999). The cauliflower mosaic viral promotor – a recipe for disaster? Microbial Ecology in Health and Disease (in press), and the official author’s reply to critiques.)

Prof. Joe Cummins van de universiteit van westelijk Ontario was de eerste wetenschapper die de veiligheid van de cauliflower mosaic viral (CaMV) promotor in twijfel trok, welke wordt toegepast in praktisch alle GM-gewassen die op dit moment commercieel in gebruik zijn of in het veld worden getest. Hij wees erop dat de promotor zou kunnen recombineren met virussen om zodanig nieuwe ziekteverwekkers voort te brengen. In onze gezamenlijke verhandeling bespreken we enkele recente ontdekkingen die nog meer aanleiding geven tot bezorgdheid, en adviseren wij de onmiddellijke herroeping van alle gewassen en producten die de CaMV promotor bevatten, wat in de praktijk alle commerciële en in het veld geteste GM gewassen inhoudt, en ook producten met onvolledig afgebroken DNA.

Het verhaal begint met de zogeheten ‘promoter’. Een ‘promotor’ is een stuk genetisch materiaal dat dienst doet als schakelaar voor het activeren van genen. Ieder gen moet een promotor hebben om te functioneren, om zich ‘uit te drukken’. Maar zo’n promotor is niet een eenvoudige schakelaar met slechts twee standen, aan of uit, zoals bijvoorbeeld een elektrische lamp die heeft. In plaats daarvan beschikt de promotor over verschillende delen of ‘modules’ die optreden als sensoren, welke de promotor, op een manier die we nog niet volledig begrijpen, in staat stellen te reageren op signalen van andere genen en op signalen uit de omgeving. Door deze signalen weet de promotor waar en wanneer te activeren, met welke intensiteit en voor hoelang. En onder bepaalde omstandigheden kan de promotor worden stilgelegd zodat deze continu uit staat.

De rol die binnen een organisme gespeelt wordt door de promotor van een normaal gen, is dat deze het gen in staat stelt op de juiste wijze te functioneren binnen de uitermate complexe regulerende stelsels van het organisme in zijn geheel. De promotors die horen bij ieder van de eigen genen van het organisme zijn aan hun gen aangepast, terwijl het geheel van de genen van het organisme zich erop heeft aangepast bij elkaar te blijven en samen te functioneren gedurende miljoenen, zoniet honderden miljoenen jaren. Ieder organisme’s genoom is op een specifieke manier georganiseerd die min of meer hetzelfde is voor de hele soort, zodat de individuele leden van een soort zich vrij met elkaar kunnen voortplanten. Iedere soort beschermt haar integriteit en blijft genetisch stabiel doordat er biologische barrières zijn die ver verwijderde soorten ervan weerhouden zich met elkaar te kruisen of op andere wijze genetisch materiaal uit te wisselen. Lichaamsvreemd DNA wordt over het algemeen afgebroken of onschadelijk gemaakt. Genetische modificatie is een poging deze biologische barrières te overwinnen zodat genen naar willekeur kunnen worden overgedragen tussen soorten die zich in de natuur nooit zouden kruisen. Om dat voor elkaar te krijgen zijn er speciale trucs nodig.

Wanneer genetische ingenieurs lichaamsvreemde genen overbrengen in een organisme om een GGO te construeren, moeten ze ook voor ieder overgebracht gen een promotor plaatsen, anders zou het gen niet werken. De promotor vormt samen met het in te schakelen gen een ‘gene-expression cassette’. Veel van deze genen zijn afkomstig van bacteriën en virussen, en de meest gebruikte promotor komt uit het caulifower mosaic virus. Meerdere gene-expression cassettes zijn meestal ‘gestapeld’, (in serie aaneengeschakeld) één of meerdere hiervan bevatten de genetische code voor weerstand tegen antibiotica, en de cellen die de lichaamsvreemde genen hebben opgenomen kunnen met behulp van antibiotica worden uitgeselecteerd. De gestapelde cassettes worden vervolgens in een ‘vector’ gespleten, een kunstmatige genendrager. De vector zelf wordt in het algemeen ontwikkeld door onderdelen samen te voegen uit virussen en andere besmettelijke genetische parasieten (plasmiden en transposonen, resp. deeltjes DNA die van de ene cel naar de andere kunnen en deeltjes DNA die binnen het genoom van positie kunnen veranderen, Vert.) die ziekte veroorzaken of genen verspreiden voor de vorming van weerstand tegen antibiotica en medicijnen. Bij planten wordt meestal de ‘T-DNA’ vector gebruikt, deze is onderdeel van het tumorverwekkende plasmide (‘Ti plasmid’) van Agrobacterium, een bodembacterie die planten infecteert en tumoren of galblaasjes veroorzaakt.

De vector dient ertoe genen binnen te smokkelen in cellen die hen anders zouden afweren. En belangrijker, de vector kan in het genoom van de cel springen en zo de genexpressie-cassettes die het met zich meedraagt in staat stellen onderdeel te worden van het genetisch materiaal van de cel. De genetische ingenieur kan echter niet sturen waar en in welke vorm de vector in het genetisch materiaal van de cel zal springen. En het is hier dat zich de eerste onvoorspelbare bijwerkingen kunnen voordoen. Ieder genetisch gemodificeerd organisme is uniek, en brengt andere onbedoelde bijwerkingen met zich mee. Wat voedsel betreft kan dit betekenen dat zich onverwachte toxines en allergieveroorzakende stoffen vormen. (see GM Soya & Increased Soya Allergy in Science Notes, this issue, ISIS News no 3).

Het lichaamsvreemd genetisch materiaal in het GGO – ook wel aangeduid als het ‘transgene DNA’ of de ‘constructie’ – is bijzonder gecompliceerd. Het bestaat uit nieuwe genen en nieuwe combinaties van genen - afkomstig van verschillende soorten en hun genetische parasieten - die nooit in de natuur hebben bestaan. Van zulke chimaerische constructies is reeds bekend dat zij structureel onstabiel zijn, dat wil zeggen, ze vertonen de neiging om te breken en zich te verenigen en te herschikken. Het ligt in de lijn der verwachting dat structurele instabiliteit van deze aard slechts toe kan nemen wanneer het construct in een nieuw genoom geïntroduceerd wordt door middel van een lukraak proces. De instabiliteit van GGO’s vormt een groot probleem voor de genetische industrie. GGO’s planten zich meestal niet ‘getrouw’ voort (Terminator in New Guises, this issue).

Waarom wordt er eigenlijk gebruik gemaakt van een promotor uit een virus zoals het CaMV? Zoals alle virussen is het CaMV een genetische parasiet die in staat is cellen te infecteren en over te nemen om in korte tijd vele kopieën van zichzelf te maken. Het heeft dus een bijzonder agressieve promotor, en men heeft ontdekt dat het werkzaam is in alle planten, eenzaadlobbigen (monocots), tweezaadlobbigen (dicots), algen en de E. coli bacteria die leven in de darmen van alle zoogdieren. De CaMV promotor is om die reden erg populair bij genetische ingenieurs. Het zorgt er in feite voor dat het er naast geplaatste gen in ieder plantaardig genoom de versterker volledig op tien zet, op misschien wel het duizendvoudige volume van een gen van het organisme zelf. De aanwezigheid ervan in het genoom is enigszins als het herhaaldelijk afspelen van een luid stukje heavy-metal, over een gigantisch zware versterker, gedurende een gehele live voorstelling van een Mozart concert. De CaMV promotor plaatst het lichaamsvreemde gen buiten de normale sturende mechanismen van de gastheer, en stelt deze bloot aan nimmer aflatende metabolische stress. Dit zal de onbedoelde, onvoorspelbare bijwerkingen in het GGO verveelvoudigen. Dit zou ook één van de redenen kunnen zijn waarom GGO’s berucht staan om hun onstabiliteit. (Finnegan, J. & McElroy, D. 1994, Bio/Technology 12, 883). In het algemeen reageert een organisme op de aanwezigheid van lichaamsvreemd DNA door het af te breken of op andere manieren onschadelijk te maken. Zelfs nadat het genoom het genetisch materiaal in zich heeft opgenomen kan het de lichaamsvreemde genen het zwijgen opleggen zodat deze zich niet langer zullen uitdrukken. (see Terminator in New Guises, this issue).

De belangrijkste recentelijke bevinding, die voor ons aanleiding vormde onze eigen verhandeling te schrijven, is het verslag van Kohli et al, (1999) The Plant Journal 17, 591, dat stelt dat de CaMV promotor beschikt over een ‘recombination hotspot’- een plek waar het DNA ertoe neigt te breken en zich te verbinden met ander DNA, zodat de combinatie en schikking van de genen verandert. Rond de hotspot bevinden zich enkele korte stukjes, of ‘modules’, voor het verbinden met verschillende enzymen welke allemaal ook betrokken zijn bij recombinatie d.w.z., het knippen en plakken van DNA. Daarnaast lijkt de recombinatie hotspot van de CaMV promotor sterk op de randen van de T-DNA vector die de transgenen met zich meedraagt, en ook van deze is bekend dat zij neigen tot recombinatie. Dat is wat vectoren op de eerste plaats in staat stelt het genoom van een cel binnen te dringen.

De bevindingen waarbij is gebleken dat transgeen DNA op meerdere locaties neigt tot breken en het aangaan van verbindingen, impliceren dat het waarschijnlijker is voor de deeltjes van het transgene DNA, zoniet het hele stuk, om uit het genoom springen en zich met succes horizontaal op onverwante soorten over te dragen, dan dit het geval is voor het natuurlijke DNA van de plant zelf. Horizontale genoverdracht, in deze context, houdt de directe overdracht in van dit genetische materiaal naar het genetisch materiaal van onverwante soorten door middel van infectie, in principe bij alle soorten die met het GGO in wisselwerking staan: bacteriën, fungi, aardwormen, draadwormen, protozoa, insecten, kleine zoogdieren en mensen. Dit proces is onbeheersbaar en kan nooit worden teruggedraaid. Transgeen DNA is ontworpen als binnendringer, ter overwinning van soortelijke barrières; eenmaal in de vrije natuur zal het een verscheidenheid aan organismen binnendringen, in het bijzonder bacteriën, in iedere omgeving aanwezig, en daar zal het zich vervolgens blijven vermenigvuldigen, muteren en recombineren.

Er zijn nog meer bevindingen die er op wijzen dat transgeen DNA over een verhoogde capaciteit beschikt tot horizontale verspreiding. De enzymen in de cel die het transgene DNA in het genoom inbrengen bijvoorbeeld, kunnen het er ook weer uit laten springen. DNA dat is vrijgekomen uit zowel levende als dode cellen kan zonder te desintegreren overleven in alle omgevingen, inclusief mond en darmen van zoogdieren. DNA wordt gemakkelijk door cellen opgenomen. En alle cellen zijn in staat naakt of vrij DNA op te nemen. Een recente bevinding suggereert dat geïntegreerde virale ketens bij voorkeur opgenomen en verwerkt worden in het genoom van de cel (see Reusable DNA Alert, this issue). De instabiliteit van het transgene DNA kan ook nog versterkt worden door de metabolische stress waar het organisme onder te lijden heeft door de uitwerking van de CaMV promotor die aanhoudend overmatige expressie van de transgenen teweegbrengt.

De voornaamste gevolgen van de horizontale overdracht van transgeen DNA zijn de verspreiding onder bacteriën van merkergenen voor weerstand tegen antibiotica, en de vorming van nieuwe ziekteverwekkende bacteriën en virussen uit de vele bacteriële en virale genen waar gebruik van is gemaakt. Nieuwe virussen kunnen tot stand komen door recombinatie met actieve of latente virussen waarvan we nu weten dat deze in alle genomen aanwezig zijn, ook bij planten en dieren. Recombinatie met beschadigde, latente virale promotors van dieren kan ook optreden, aangezien we weten dat er modules bestaan die uitwisselbaar zijn tussen de promotors bij planten en die bij dieren. Recombinatie van CaMV promotor modules met niet-werkzame promotors in dierlijke virussen kan gerecombineerde promotors tot stand brengen die wel in dierlijke cellen werkzaam zullen zijn. Dit kan het virus opnieuw activeren, nieuwe virussen tot stand brengen of functionele virale promotors opleveren die overmatige uitdrukking teweegbrengen bij één van de dozijnen cellulaire genen waarvan men nu gelooft dat deze verband houden met kanker.

Ter conclusie, er is afdoende wetenschappelijk bewijsmateriaal om het stevig gefundeerde vermoeden te ondersteunen dat ernstige onherstelbare schade zou kunnen optreden, wat de onmiddellijke wering rechtvaardigt uit ons milieu van alle GM-gewassen en producten die de CaMV promotor bevatten. Dit is volledig in overeenstemming met het voorzorgsbeginsel. (M.W.H.)

Terminatortechnologie in Nieuwe Vermommingen

De terminatortechnologie, waarbij genetische ingenieurs zaden oogsten die zich niet in staat zijn zich te ontwikkelen, ontmoette grote tegenstand van boeren en consumenten over de hele wereld. Eén van de beweerde voordelen zou zijn dat het de verspreiding van transgenen zou voorkomen, maar het echte doel is de bedrijfspatenten op de zaden te beschermen. Boeren en consumenten hebben er geen baat bij. In reactie op de brede weerstand heeft Monsanto onlangs aangekondigd dat het geen terminator zaden commercieel in productie gaat nemen, al was het maar omdat zulke zaden nog niet beschikbaar zijn. Maar het onderzoek gaat door.

In feite is men onder een aantal verschillende vermommingen gewoon doorgegaan de Terminator-technologie te ontwikkelen. De belangrijkste hiervan is ‘Genetic Use Restriction Technologies’ (GURT) ( zie Traitor Tech. The Terminator's Wider Implications. RAFI Communique, Janurary/February, 1999). Nieuwere versies maken de zaden van een chemische stof afhankelijk om te kunnen ontkiemen of uitdrukking te kunnen geven aan de gewenste genetische eigenschap - en de chemische stof in kwestie wordt natuurlijk alleen geproduceerd door het bedrijf dat de zaden verkoopt, dus uiteindelijk draait het weer om de veiligstelling van bedrijfspatenten.

Genetische modificatie is geen technologie met nauwkeurigheid. In tegendeel, het is onbeheersbaar, onbetrouwbaar, en onvoorspelbaar (zie Viral Gene Switch – A Recipe for Disaster?). De GURT technologieën zijn nog erger. Zij zijn afhankelijk van ‘site-specific recombination’- het breken en verbinden van DNA op twee specifieke punten die herkend worden door een recombinase enzym, dat vervolgens het DNA tussen de twee punten wegknipt. De twee ‘sites’ kunnen binnen een promotor een blocking sequence (een keten met een belemmerende functie) omsluiten, dus het verwijderen van de blocking sequence zal een gen activeren dat bijvoorbeeld een gif aanmaakt dat voorkomt dat het zaadje zich kan ontwikkelen. Of het enzym kan op tegenovergestelde wijze te werk gaan, de twee punten kunnen de gehele promotor voor het gen omsluiten, zodat wanneer het verwijderd is het gen zich niet langer zal uitdrukken, en dan zal het zaad kunnen ontkiemen. De genetische code voor het recombinase is ontworpen om aangestuurd te worden door een externe stimulant, d.w.z. de chemische stof die alleen door het bedrijf zelf geproduceerd wordt, dus het recombinerende enzym zal alleen actief zijn wanneer de chemische stof wordt toegevoegd.

Dus bij GURT-technologie komen heel wat staaltjes kijken van het nauwkeurig opstapelen van genen; het bij planten inbrengen van de ketens in precies dezelfde opstelling als geconstrueerd, met daarna nauwkeurige regulering in de transgene plant(en), en een exact voorspelbare reactie van het recombinase op de externe chemische stimulant. Deze vereisten liggen echter buiten de macht van de genetische ingenieur. De gevaren van het transgene DNA dat door middel van GURT-technologiën wordt gevormd zijn veel groter, omdat de onnauwkeurigheden vermenigvuldigd raken bij het inbrengen van meerdere genconstructen, en ook vanwege de voor site-specific recombination opzettelijk geïntroduceerde mechanismen. Recombinatie schept nieuwe gencombinaties en het proces bezit de mogelijkheid genen en genomen door de war gooien wanneer het niet optreedt met precisie. Het is reeds bekend dat de herkenning tussen de doel ‘sites’ voor recombinatie en hun enzymen (de recombinases) verre van nauwkeurig is (zie Kohli et al, 1999, The Plant Journal 17, 591) en er wordt verwacht dat zich veel fouten zullen voordoen. Deze genen- het recombinase en de recombination sites - zullen als zij eenmaal in de planten zijn aangebracht zich via zowel gewone kruisbestuiving als via horizontale genoverdracht verspreiden, en daarmee de gelegenheden verveelvoudigen waarop genen en genomen zich kunnen herschikken en in de war raken.

Een nieuw verslag beweert nu dat het gebruik heeft gemaakt van site-specific recombination om één van de onnauwkeurigheidproblemen op te lossen bij de genetische modificatie van planten, namelijk de tendens dat er zich meer dan één kopie van de lichaamsvreemde genen op de bedoelde locaties invoegt (Srivastava, V., Anderson, O.D. and Ow, D.W. (1999). Single-copy transgenic wheat generated through the resolution of complex integration patterns. Proc. Nat. Acad. Sci, USA 96, 11117-21). Zoals de auteurs naar voren brengen, zijn meervoudige kopieën ongewenst omdat dit vaak leidt tot transgene instabiliteit, ofwel doordat het gastheerorganisme genen onderdrukt (gene-silencing), of door structurele instabiliteit zoals het onderling recombineren van de meerdere kopieën wat resulteert in het verloren gaan van het transgen.

Om het probleem op te lossen, construeerden de onderzoekers vectoren waarbij transgenen worden geflankeerd met inverted recombination sites , (omgekeerd zodat het recombinase hen niet herkent). Wanneer het transgen in een tarwegenoom opgenomen wordt in een zich herhalende configuratie, zal het recombinase alleen een streng genen uitknippen tussen twee punten met dezelfde oriëntatie, zodat er uiteindelijk op iedere locatie slechts één kopie van het transgen zal overblijven, in theorie tenminste. Het is echter duidelijk dat er zich naast de bedoelde resultaten ook veel onverwachte resultaten voordeden, waaronder de inversie van genen (letterlijk omgekeerde genen), een door de war gegooide configuratie van de transgenen en een in de war gebracht gastheergenoom, meestal het resultaat van het onnauwkeurig functioneren van het site-specific recombinase. De auteurs geven de mogelijkheid toe dat hun procedure gastheer DNA in de war kan brengen en verwijderen, en doen de aanbeveling transgene lijnen met een enkelvoudige kopie te winnen uit een aantal verschillende stamlijnen. De genen en constructen betrokken bij systemen voor site-specific recombination, behoren naar ons oordeel niet te worden goedgekeurd voor welke vorm van blootstelling aan het milieu dan ook. (M.W.H.)

Alarm: Herbruikbaar DNA

 

Het genetisch materiaal van dode cellen wordt door andere cellen buitgemaakt. Het wordt opgenomen door fagocytose - een soort eetreactie waarbij de cel het materiaal inwikkelt - en wordt dan ofwel gemetaboliseerd om energie op te wekken en bouwmaterialen te winnen, of het wordt opgenomen in het genoom van de cel. In het materiaal aanwezige virale ketens kunnen bij voorkeur worden geïntegreerd.

Onderzoekers hebben DNA afkomstig van gedode menselijke lymfatische cellijnen gebruikt, waarin als genetische merker een Epstein-Barr virus (EBV) was geïntegreerd, om de bestemmingen en het uitdrukkingsgedrag van het DNA te kunnen volgen wanneer het door een verscheidenheid aan andere cellijnen werd opgenomen. De lymfatische cellen werden gedood door bestraling of door een stof die DNA fragmenteert, en vervolgens toegevoegd aan culturen van menselijke fibroblasten, macrofagen, of endothele cellen uit de aorta van runderen. Men bevond dat alle levende cellen DNA opnamen uit de gedode lymfatische cellen, maar alleen DNA van de lymfatische cellijnen met geïntegreerd EBV resulteerde in de expressie van virale genen en de integratie van DNA dat de virale ketens bevatte in het genoom van de cel. DNA uit gedode lymfatische cellijnen met ongeïntegreerd EBV (aanwezig als episomen) resulteerde niet in de uitdrukking van virale genen, wat suggereert dat er geen virale ketens opgenomen werden in het genoom van de levende cel. De onderzoekers stelden ook vast dat horizontale overdracht van menselijk DNA naar het genoom van rundercellen in vergelijking veel vaker optrad bij DNA uit lymfatische lijnen met geïntegreerd EBV dan bij dezelfde lymfatische lijnen zonder geïntegreerd EBV; bovendien werd bijna al het wel overgebrachte DNA in verband gebracht met het geïntegreerde EBV. Het suggereert dat het geïntegreerde EBV bij voorkeur zou kunnen worden overgedragen en geïntegreerd. De auteurs besluiten, “wij speculeren dat vergelijkbare mechanismen voor horizontale DNA overdracht belangrijk zouden kunnen zijn bij aandoeningen die gekenmerkt worden door een hoog gehalte van apoptosis, [d.w.z. het afsterven van cellen], in bijvoorbeeld tumoren die worden behandeld door middel van bestraling of chemotherapie”.

Ref. Holmgren, L., Szeles, A., Rajnavolgyi, E., Foldman, J., Klein, G., Ernberg, I. and Falk, K.I. (1999). Horizontal transfer of DNA by the uptake of apoptotic bodies. Blood 93, 3956-63.

Ons commentaar: De resultaten suggereren dat geïntegreerde virale ketens een hoger binnendringend karakter hebben dan andere delen van het genetisch materiaal. Dit sluit aan bij onze suggestie dat transgenetisch DNA wel eens sterker geneigd zou kunnen zijn zich horizontaal over te dragen (see Viral Gene Switch – A Recipe for Disaster? This issue). En de speculatie van de auteurs dat vergelijkbare mechanismen van horizontale DNA overdracht op kunnen treden in tumoren die behandeld worden met bestraling of chemotherapie werpt vragen op over de mogelijkheid dat zulke behandelingen kanker zouden kunnen doen verspreiden naar andere cellen, aannemende dat het EBV een belangrijke oorzakelijke rol speelt bij de vorming van tumoren. (M.W.H.)

GM Soja en Toename in met Soja verbandhoudende Allergieën

Wetenschappers van het York Nutritional Laboratory hebben bekendgemaakt dat allergieën voor sojavoedsel onder de Britse bevolking onverwacht met 50% zijn gestegen tussen 1998 en 1999. Soja neemt nu de 9e plaats in op de lijst van de belangrijkste soorten ‘serum reactive’ voedsel (test voor allergie), in 1997 stond het nog slechts op de 14e plaats. Deze bevinding valt samen met de grote toename in vanuit de Verenigde Staten geïmporteerde voedselproducten die GM soja bevatten.

Men stelde vast dat het GM soja van Monsanto, dat in 1996 was goedgekeurd, een verhoging bevatte van 26,7% van een kwalijke allergieveroorzakende stof, trypsin-inhibitor, dat ook een groeiremmer is. Strokend met dit resultaat, werd vastgesteld dat het groeitempo van mannetjes ratten werd geremd door de GM soja. Monsanto heeft niet getest op alle mogelijke allergieverwekkende stoffen. Deze resultaten rechtvaardigen dat GM soja volledig uit de circulatie wordt genomen, op zijn minst totdat er bewijs is verkregen dat het veilig is.

Referentie : Personal Communication, Mark Varey, York Nutritional Laboratories.

Padgette S.R. et al (1996) The composition of glyphosate-tolerant soybean seeds is equivalent to that of conventional soybeans. Journal of Nutrition 126, 702-16 (A.R.)

Het Problematische GM Soja is Niet Wezenlijk Equivalent

(Substantial Equivalence). Voor de zoveelste keer is gebleken dat Monsanto’s Roundup Ready GM soja niet ‘Wezenlijk equivalent’ is aan niet-GM tegenhangers. Bill Vencill van de Universiteit van Georgia in Athens bestudeerde in het laboratorium de uitwerking van hitte op GM soja in groeikamers. Gedurende de dag, bij bodemtemperaturen van 25° C of minder, vertoonden GM en niet-GM variëteiten dezelfde groei. Maar bij warmere bodems vertoonden de GM bonen een geremde groei en bij bodemtemperaturen van 45° C waren de verschillen opvallend - lagere hoogte, opbrengst en gewicht, en geknakte en opengespleten stammen bij iedere GM sojaboonplant. Dit verschijnsel stelt de planten ook nog eens bloot aan bijkomstige schimmelinfecties en verklaart wat er mogelijkerwijs in zuidelijke staten bij gewassen is gebeurt in de twee heetste groeiseizoenen, toen er grootschalige verliezen werden geleden door boeren die GM soja verbouwden.

Deze resultaten wijzen op veranderingen in de fysiologie van de plant veroorzaakt door het inbrengen van transgenen die de plant resistent maken tegen glyphosate - Monsanto’s ‘Roundup’. Er is aangetoond dat GM planten met deze genetische wijzigingen 20% meer lignine produceren, de taaie, houtachtige vorm van cellulose. Het bacteriële enzym dat resistentie verschaft tegen glyphosate beïnvloedt een belangrijk metabolisch stelsel in de plant, wat volgens Vencill de lignineproductie zwaar overstuurt. Dit onverwachte ‘bijverschijnsel’ kan er verantwoordelijk voor zijn dat de planten breekbaarder werden. Weerstand tegen gluphosinate, ter contrast, maakt gebruik van een gen dat de planten in staat stelt het herbicide af te breken, en GM planten van dat soort werden niet op deze wijze door de hitte getroffen. Monsanto zag ervan af commentaar te bieden, maar deelde mee dat boeren het probleem konden omzeilen door een sojavariëteit te kiezen die geschikter is voor hete omstandigheden.


Referentie: NewScientist, News, November 20, 1999, "Splitting Headache" by Andy Coghlan.

Ons commentaar: Deze fysiologische problemen met Monsanto's Roundup Ready GM sojabonen tonen duidelijk de ontoereikendheid aan van het principe van ‘substantial equivalence’. In onze 2e update over de bezorgdheden over het WSS, doen we verslag van Marc Lappe’s bevinding dat Monsanto’s GM soja niet wezenlijk equivalent is, in dat het minder phytoestrogen bevat in vergelijking met niet genetisch gemodificeerde tegenhangers. Het inbrengen van transgenen in een plantencel veroorzaakt grote, onvoorspelbare, en onbedoelde veranderingen die niet gedetecteerd kunnen worden met de huidige proefmethoden welke voorgeven ‘wezenlijke equivalentie’ vast te stellen en dus overheidstoestemming voor zich winnen door veilig te lijken voor menselijke consumptie. (A.R. & M.W.H.)

 

Alarm: Promiscue Transposonen in Overdrive 

Er is een nieuw ‘marker’ systeem ontworpen om genoverdracht te kunnen volgen in geleedpotigen en vele andere phyla. Er wordt verwacht dat het betere beheersbaarheidstrategieën mogelijk zal maken tegen landbouwplagen en ziekteverwekkende vectoren. Het maakt gebruik van een op transposonen gebaseerde techniek, die breed is toegepast ter bestudering van insecten. Eén van de voornaamste struikelblokken in het gebruik van transposonen is dat het moeilijk is gebleken om merkergenen te verkrijgen die het mogelijk maken om gemakkelijk en betrouwbaar transgene dieren te herkennen. Het groene fluorescerende proteïne (GFP) van de kwal Aequorea victoria is een universele merker en er is van aangetoond dat deze zowel in het planten- als in het dierenrijk werkzaam is. Er is nu een sterke kunstmatige promotor gevonden die hyperactief, regionaal gebonden en universeel is. Deze bevat 3 ‘binding sites voor Pax-6 homodimers’ geplaatst voor een ‘TATA box’ (3xP3), en er is aangetoond dat het de expressie aanstuurt van een versterkte GFP variant in de ogen van fruitvliegjes en meeltorren. Het evolutionaire behoud van Pax-6 in de oogontwikkeling van insecten en gewervelde dieren betekent dat de 3xP3 promotor actief kan zijn in iedere lichtgevoelige cel. Qua functie is het omschreven als een ‘master regulator’, en wanneer het doormiddel van transposonen wordt overgebracht, levert het een krachtige nieuwe techniek voor de creatie van transgene organismen en het bestuderen van een grote groep van ongedierten. Het construct is van kunstmatige oorsprong en universeel in functie, en er zijn verder geen gastheerspecifieke factoren vereist. In principe zou het dus kunnen functioneren in alle dieren die ogen bezitten. De suggestie is aangereikt dat als het gekoppeld wordt met een stel promiscue transposonale vectoren, dit een systeem zou opleveren waarmee bijna iedere soort bestudeerd kan worden. Er wordt gedacht aan toepassing van het systeem op concurrerende wilde stammen, om het geschikt te maken voor programma’s van plaagbestrijding.


Referentie: Genetic Techniques: A universal marker for transgenic insects. Nature 402, 370-371 (1999).

Ons commentaar: Dit systeem is een nuttig onderzoeksgereedschap dat nauwgezet binnen de muren van het laboratorium moet blijven. Het mag in geen geval terechtkomen in de natuur. De kunstmatige promotor zou expressie kunnen vinden in alle organismen die over ogen beschikken. Zo’n krachtige universele promotor gekoppeld aan promiscue transposon vectoren zal horizontaal worden overgebracht met desastreuze gevolgen. (A.R.)

Nieuwe Methoden om Transgenen het Zwijgen op te Leggen

Onderzoekers van het John Innes Center in Norwich hebben een nieuwe kleine soort antisense RNA molecuul ontdekt betrokken bij post transcriptional gene silencing (PTGS) in planten. (Genen het zwijgen opleggen na kopiëring van ketens, Vert.) PTGS vertegenwoordigt een natuurlijk antiviraal verdedigingsmechanisme, dat ieder zichzelf uitdrukkend lichaamsvreemd genetisch element tegenwerkt. Transgeen RNA in genetisch gemodificeerde planten wordt vaak het doelwit van PTGS mechanismen en dit wijst er sterk op dat de gastheercel de transgenen beschouwt als virussen. Dit onderzoek heeft antisense RNA aan het licht gebracht dat gelijkvormig is in lengte- ongeveer 25 nt (nucleotiden) en complementair is met het doelwit mRNA. Het is wel aangeduid als ‘spoiler RNA’ (roet in het eten gooiend) want het koppelt zich met het doelwit RNA en bevordert afbraak en hindert overdracht. Er is aangetoond dat het zich in cellen ophoopt wanneer een transgene (kopieer)bewerking of RNA virus replicatie plaatsvindt. De grootte van het spoiler RNA is ook van belang - het is klein genoeg om door de plasmodesmata te komen (poriën tussen cellen) en er is aangetoond dat het zich naar nabij gelegen cellen verspreidt en ook elders in de plant PTGS in werking zet. Het moet nog worden opgehelderd wat de precieze rol is van de 25nt RNAs bij PTGS, maar er is gesuggereerd dat zij componenten zijn van een systematische signaal en specificiteits bepaler in PTGS.

Referentie: Hamilton A.J, Baulcombe D.C (1999). Science 286, 950-952 also see "Silent Saboteurs" NewScientist, 6.11.99 p 25.

Ons commentaar: Deze nieuwe ontdekking toont aan dat GM planten op dezelfde manier reageren op transgenen als op virussen. In GM planten worden transgene RNA transcripts (kopieën) in hoge aantallen geproduceerd en ze worden aangestuurd door krachtige promotors zoals het CaMV 35S. Virale infectie veroorzaakt metabolische stress bij cellen en kan leiden tot PTGS. Hetzelfde kan nu gezegd worden van transgene constructies in genetisch gemodificeerde planten. Bovendien onthult het formaat en de zwervende aard van de RNA moleculen hoe kleine nucleotiden hele belangrijke biologische functies vervullen in cellen. Dit vraagt om regulering van alle naakte en vrije nucleïnezuren die gebruikt worden bij genetische modificatie, een standpunt dat krachtig naar voren wordt gebracht door Traavik (1999). Too Early May be Too Late: Ecological Risks of Naked DNA, Report to Directorate of Nature Management, Trondheim, Norway. (A.R.)

Slapende Virussen Liggen in Plantgenomen op de Loer

Een nieuw onderzoek levert bewijs van herhaalde integratie van pararetrovirus-achtige ketens in het genoom van tabaksplanten in aantallen van ongeveer 10.000. Daar volgt dus uit dat het bij planten veel gebruikelijker zou kunnen zijn voor pararetrovirussen om te integreren in de gastheerchromosomen dan tot nu toe werd gedacht. Bovendien denkt men dat de invoegingen doormiddel van ongeoorloofde recombinatie hebben plaatsgevonden. Men heeft altijd gedacht dat virale ketens bij planten slechts bij uitzondering, of zelfs nooit, integreren in de genomen van de gastheer en dit nieuwe bewijsmateriaal vereist heroverweging van dat idee. Dit brengt behoorlijk verstrekkende implicaties met zich mee voor de evolutie van plantgenomen, aangezien geïntegreerd pararetroviraal DNA zou kunnen optreden als invoegend mutageen of sterke constitutieve promotors zou kunnen bijdragen aan naburige plantengenen of zich zou kunnen vermeerderen om een nieuwe familie te vormen van zich herhalende ketens.

Referentie; Jakowitsch J et al (1999) Integrated pararetroviral sequences define a unique class of dispersed repetitive DNA in plants. PNAS Vol 96 No23 pp 13241-13246

Ons commentaar: Deze verhandeling draagt bewijsmateriaal aan dat latent viraal DNA veel wijdverbreider zou kunnen voorkomen in de genomen van planten dan voorheen werd gedacht. Het illustreert de behoefte aan verdergaand onderzoek op dit terrein en het is ook van betekenis voor de ecologische invloed van GM-planten - al wordt dit niet door de auteurs te sprake gebracht. De CaMV 35S promotor is een DNA-keten gewonnen uit een pararetrovirus dat gebruikt wordt in de meeste transgene constructies, waarbij het op ongestuurde wijze in het genoom van de gastheer wordt geïntegreerd. Bovendien bevat het een onafhankelijke recombinatie hotspot die het in staat zou kunnen stellen te recombineren met latente virale ketens, die in sommige gevallen in uitzonderlijk hoge aantallen geïntegreerd zijn en ook hoogst recombinogenisch zijn - zoals wordt aangetoond door het hoge aantal van de ongeoorloofd opgetreden recombinaties die uit dit onderzoek naar voren zijn gekomen. Dit kan resulteren in de reactivering van latente virale ketens, nieuwe epigenetische effecten en andere genetische verstoringen, die allemaal gevaarlijk en onvoorspelbaar kunnen zijn (zie Viral Gene Switch – A Recipe for Disaster? This issue). (A.R.)

Meer over het Bt-Toxine

Een nieuw onderzoek toont aan dat Bt-maïs Bt-toxine afgeeft en dat dit actief blijft in de bodem, waar het zich snel en stevig verbindt met klei en humuszuren. Het behoudt ook insecticideachtige eigenschappen en is tegen bacteriologische afbraak beschermd doordat het zich met bodemdeeltjes verbonden heeft. Dit onderzoek laat zien dat het Bt-toxine standhoudt in verschillende soorten bodem voor tenminste 234 dagen (de duur van de langste studie). Anders dan de bacterie, die een voorloper produceert van het toxine, bevat Bt-maïs een ingevoegd, ingekort cry1Ab gen dat codeert voor het actieve toxine. Larven van de tobacco hornworm werden gebruikt om te controleren of het toxine actief was, en eenmaal geplaatst in een kweek met afscheidingen van het Bt-maïs stopten zij met eten, en begonnen binnen 2 tot 3 dagen te sterven, en na 5 dagen waren 90 tot 95% reeds overleden.

De auteurs wijzen erop dat er in 1998 voor ongeveer 60.000 vierkante kilometer (15 million acres) aan Bt-maïs in de Verenigde Staten werd geplant. Bt-toxine dat in de bodem vrijkomt vanuit de wortels, komt nog eens bovenop de hoeveelheid vergif die al in de bodem terecht komt door stuifmeel en als resultaat van het in de bodem verwerken van plantenresten na de oogst. Bt-toxine in de rizosfeer zal de bedoelde ongedierten doden, maar zal ook de totstandkoming bevorderen van insecten die resistent zijn tegen het vergif. Tevens worden receptoren voor het vergif ook aangetroffen bij goedaardige insecten die niet als doelwit gelden maar die ook zullen worden gedood, en dit heeft weer invloed op andere organismen op hogere trofische niveaus (voeding der weefsels), met andere woorden, het heeft een zware impact op de biodiversiteit.

Referentie: Deepak Saxena, Saul Flores, G, Stotzky (1999) Nature 402, 480, p 480.

Ons commentaar: Gebaseerd op bestaand wetenschappelijk bewijsmateriaal is de ecologische invloed van GM planten die Bt-vergiften produceren nu duidelijk voorspelbaar. De enige verantwoorde manier van optreden is de onmiddellijke intrekking van alle Bt-gewassen. (A.R.)

 

Brontekst december 2001: http://www.i-sis.org/i-sisnews3.htm#pusztai

Link naar Nieuwe Isis hoofdpagina: http://www.i-sis.org.uk/